Onderweg: Courcelles-lès-Lens , département Nord-Pas-de-Calais

Een greep in de schatkamer van herinneringen….  

tekst & foto: Marie-Rose Degheele

Ik denk terug aan drie jaar geleden: 2017, Courcelles-lès-Lens. We komen van Duinkerke en varen door le Nord-Pas-de Calais op het canal à Grand Gabarit richting Douai. Ik moet bekennen dat ik de route een stuk aantrekkelijker vind dan de vorige keer (in 2010) toen het kanaal een stinkende riool was, en er zo goed als geen vaarverkeer was wegens de economische crisis.   We naderen Douai, we varen tussen jachtjes en diepgeladen pousseurs wiens gangboorden vervaarlijk onder het waterniveau verdwijnen. We slaan af naar de beschutte jachthaven van Courcelle-lès-Lens.

Vroeger was dit een chique marina gelegen aan een meer waarop kajakkers en andere watersporters zich uitleefden, met wandelpaden aan de waterkant, en een bos vlakbij. Er was een goeddraaiend restaurant, een golfterrein, en een hondenschool. De haven was een mondain trefpunt voor Belgen en Nederlanders die een rondje Frankrijk vaarden en er hun vrienden en familie aan boord ontvingen. In 2010 betaalden wij 18 euro liggeld voor een boot van tien meter, het driedubbele van wat toen gangbaar was.   

Anno 2017 heerst in de haven het onvolprezen Franse ‘je ne sais quoi’. De mooiste plekjes zijn in beslag genomen door Fransen die op hun boot wonen, of hem gebruiken als tweede verblijf. Er is nog plaats voor passsanten maar je moet wel je dieptemeter in de gaten houden. De haven wordt niet langer uitgebaat. Dagelijks het havengeld innen, plus de administratieve rompslomp kosten meer dan het opbrengt. Het toezicht is door de stad overgenomen, de vuilcontainers worden geleegd, er is een minimum aan service.

Niets wordt nog gerepareerd. Het verval is te merken. Er heerst een nonchalante chaos: iedereen doet maar, zoals barbecueën op de steigers wat absoluut in iedere haven verboden is. De bejaarde Fransman op een opgelapt woonbootje is een vriendelijke man. Hij is ziek, en revalideert op zijn boot omdat alles in de haven gratis is, en hij er zich beter voelt dan alleen thuis. Hij wil graag elektriciteit met ons delen, maar we moeten beloven niet veel stroom te verbruiken want een kortsluiting zou nare gevolgen hebben. Er zijn in totaal vier stopcontacten, zo te zien zijn ze verbonden met de zekering van het restaurant dat afgesloten is, vermoedelijk is het aantal ampères gelimiteerd. Het is een vriendelijk aanbod. We hebben geen tv, zetten nauwelijks de radio aan, de koelkast is zuinig, en lezen doen we met een ledlampje wanneer het licht van de zon verdwenen is, we hebben geen walstroom nodig.

De gratis politiek haalt niet het beste in iedereen boven. De vaste bootbewoners liggen plaatsverspillend aangemeerd, weigeren ‘de bouger un peu’, en willen niet dat je dubbel naast hen afmeert. Het gaat beter als ze merken dat je een mondje Frans spreekt, dat je niet meteen je tank volgooit met water omdat het gratis is.

Na ons arriveren nog twee Gentenaars, een Hollander met een Linssen Sturdy, en een elegante Fransman. Op een of andere manier regelen de zaken zich vanzelf, de passanten zijn creatief en beseffen dat hier een ander soort comfort voorhanden is.

De Fransman begint een gesprek. Hij zegt dat Vlaanderen een zeer rijk deel van Europa is. Dat er in Frankrijk veel verarmde gebieden zijn. Dat enkel Parijs, de Alsace en de champagnestreek welvarend zijn. De werkloosheid blijft hoog en er is geen verbetering in zicht. De mensen die in de haven wonen zijn Fransen die het moeilijk hebben om zich in het gewone leven aan te passen. Het toerisme is voor Le Nord heel erg belangrijk. Aldus de Fransman.

Het is een voorrecht om in Frankrijk te varen. We betalen voor een vaarvignet en krijgen er veel voor terug. Het economische belang van de pleziervaart wordt overschat. De doorsnee pleziervaarder koopt zijn baguette bij de bakker, groenten&fruit in de kleine épiceries. Franse studenten vragen ons enquêtes in te vullen over ons verteer onderweg – bestemd voor de toeristische diensten en de statistieken. Er wordt verwacht dat bootmensen voortdurend consumeren, zoals huurbootmensen die zich niets tekort doen op gebied van eten&drinken omdat ze maar een weekje aan boord zijn.  

De Gentenaars, en ook de Nederlanders vinden Noord-Frankrijk vies. ‘We zagen een dode rat aangespoeld tegen onze touwen,’ zegt Mia. ‘Het Canal à Grand Gabarit stinkt, dat was duidelijk te ruiken en er dreef troep op het water terwijl we geschut werden,’ zegt Tinneke. Zulke opmerkingen krijgen we te horen.

Nord-Pas-de-Calais is de streek van Marine Le Pen. Het is ook de geboortestreek van Macron. In Nord-pas-de Calais heeft de wind vrij spel in het open landschap, als er een geur van verrotting hangt wordt die weggeblazen, of toch gedeeltelijk. De sfeer op le Canal à Grand Gabarit – mannelijk in het Frans – wordt mede bepaald door volgeladen vrachtboten met opgejaagde schippers die proberen hun vracht tijdig af te leveren en er ook nog een centje aan te verdienen.

Helemaal anders gaat het eraan toe op rivieren zoals la Somme, la Marne, la Seine, dat zijn de toeristische toppers. De volgende ochtend vertrekken we richting Canal du Nord. We zwaaien als afscheid naar de Fransman, de Gentenaars, en de Nederlander. We gaan allemaal naar Parijs. We zullen elkaar nog vaak tegenkomen. Op een andere plek, met weer andere vaarervaringen.