Column: Frans onderonsje in coronatijden

Tekst&foto’s: Marie-Rose Degheele

Onderweg gebeurt af en toe iets wat je bijblijft: een ontmoeting, een onverwacht voorval, iets wat je doet nadenken en overpeinzen.

Na een woelige passage door de 4,3 km lange tunnel, van Ruyaulcourt, na oponthoud en heisa wegens een kapotte sluisdeur, naderden we onze bestemming van die dag: het ponton beneden sluis 2 Marquion op het canal du Nord. Het was een lastige dag geweest, we waren moe en prikkelbaar, een rondje bekvechten met een Nederlander op een 15meterjacht dat plaatsverspillend afgemeerd lag, had niet de hoogte prioriteit. Het vroeg enige creativiteit, maar mijn schipper kan overal aanmeren, aan een grasspriet, aan het bijna luchtledige (bij wijze van spreken).

Het was in de namiddag, tropisch weer, begin augustus. Wij waren op de terugweg na een maandje Frankrijk. Het spook van de coronapandemie hing boven de Franse waterwegen. De meeste schippers hielden het hoofd koel. De pleziervaart kwam – na een stille maand juli – weer op dreef, de schaarse vrije plekjes op het canal du Nord werden snel ingenomen.

Het ponton deed ook dienst voor jachtjes die wachten op een schutting, Ik zag hoe een zeilbootje zonder mast naar het ponton toe gleed. De schipper was bejaard maar zeer ervaren, in no time haalde hij het meertouw door de onhandige ring en beveiligde zijn scheepje. Mijn hulp aanbieden zou belachelijk zijn. Aan zijn hele manier van doen zag je dat hij losjes en onbekommerd bezig was: hij wist alles van schepen. Aan zijn hele gedrag viel te merken dat hij het niet moeilijk had in het leven, ook al was het een hete dag in deze verzengende coronazomer. Hij hield zich rustig bezig: koffie drinken, een klein klusje doen, in zijn gereedschap rommelen…

Ja, hij was van plan hier te overnachten. Dat was het antwoord van de oud-zeiler op de vraag van de Nederlander die behoorlijk goed Frans sprak. Het gesprek vlotte niet. De Nederlander leek op een acteur uit een publi film over het leven van sportieve vijftigers aan boord van een jacht. Het zou beter zijn, legde de Nederlander uit, ‘de bouger un peu’. De zeiler tuurde een poos over het kanaal. Hij zou opschuiven van zodra een andere boot aanstalten maakte om aan te leggen. Op verdere vragen gaf hij geen antwoord.   

Ik zat dit allemaal gade te slaan van op ons achterdek. Opmerkelijk dat de zeiler frequent werd gebeld op een witte smartphone met een hippe ringtone, het ding zag er uit als een afdankertje van zijn kleindochter. Waren mensen bezorgd om hem? Wie belde? Zijn vrouw? Een goede vriend? Waarom belden ze zo vaak? Ik schatte zijn leeftijd op 78.

 Wat zoekt een niet meer zo jonge man alleen op zijn bootje op canal du Nord? Solo varen is altijd een mentale uitdaging. Het toont een manier van leven en denken. Het toont het zoeken naar een grote mate van vrijheid, naar ruimte om je ding te doen, en dat lukt prima op een boot. In coronatijden iets hoopvols.