Garnaalvisserij te paard is Cultureel Erfgoed van de Mensheid

 

De garnaalvisserij te paard in Oostduinkerke werd officieel toegevoegd aan de Representatieve Lijst van het Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid’ van de UNESCO. De garnaalvisserij te paard is een ambachtelijke vaardigheid die nauw verbonden is met de natuur: een goede kennis van de zee en de zandstrook. Een groot vertrouwen in en respect voor het paard zijn onontbeerlijk.

De vissers gaan een paar keer per week met paard en net in zee, behalve in de wintermaanden. Het vissen zelf duurt drie uur, anderhalf uur voor tot anderhalf uur na laagtij.

Het paard stapt tot aan de borst door het water, parallel met de kust. Men gebruikt tegenwoordig een trechtervormig net dat door twee zijdelingse planken wordt opengehouden. Een ketting sleept over het zand en veroorzaakt schokgolven waardoor de garnalen opspringen en in het net terechtkomen. Dit net (7 x 10 meter) vergt een enorme trekkracht die Brabantse trekpaarden kunnen ontwikkelen. Om het half uur wordt het vissen onderbroken om terug naar het strand te gaan. Daar wordt het net geledigd en de vangst gezeefd. De garnaaltjes komen terecht in de korven die langs weerzijden van het paard hangen. Daarna worden garnalen gekookt in zoet water.

Dit traditioneel vakmanschap wordt gedragen door de huishoudens en families van garnaalvissers en bij uitbreiding door de gemeenschap van Oostduinkerke en Koksijde, die het als cultureel erfgoed en belangrijk voor hun identiteit koesteren. Ze hechten een grote waarde aan het bestaan van dit ambacht. Het is een prachtig voorbeeld van een dynamische en duurzame omgang met natuur en met cultuur die wordt overgedragen van generatie op generatie.

De garnaalvisserij te paard wordt beoefend op het strand en de brandingszone van Oostduinkerke. Deze badstad maakt sinds 1978 deel uit van de gemeente Koksijde. Het vissen naar garnalen met paard en sleepnet gebeurt in ondiepe wateren en is slechts mogelijk op voldoende vlakke, zeer zwak glooiende kusten. Dit is ook de biotoop waar de grijze garnaal, Crangon crangon, talrijk voorkomt. Bovendien beschikt Oostduinkerke over een ideaal strand zonder strandhoofden of andere hindernissen die gevaarlijk zouden zijn voor paard of visser.

Het paard is hun trouwe kameraad

Een goede kennis van de zee is één aspect van het garnaalvissen. Minstens even belangrijk is het vertrouwen in, de kennis van en het respect voor het ‘zeepaard’. Het paard van een garnaalvisser is zijn trouwste kameraad. De band tussen garnaalvisser en paard is van levensbelang: terwijl de visser vertrouwt op de kracht van het paard, vertrouwt hij op zijn beurt de visser die hem leidt door het troebele zeewater.

Thuis beschikken de paarden over een weide met vers water en aangepast voedsel. Alle garnaalvissers beschikken eveneens over een stal waar de paarden tijdens de koudste dagen en nachten een onderkomen krijgen. De stal is een compleet afgesloten ruimte en is meestal verbonden met hun woonst. In de weiden is sinds 2013 een schuilhok verplicht.

Koudbloedige dieren

Trekpaarden zijn koudbloedige dieren en zijn dus bestand tegen koude temperaturen. Door hun omvang verliezen ze veel minder warmte per kilo lichaamsgewicht dan de mens. Doordat hun benen minder spieren bevatten dan deze van de mens hebben ze minder bloed nodig waardoor de cellen in de benen, vanwege een lager metabolisme, ook minder moeite hebben met lage temperaturen.

Paardenneuzen zijn speciaal uitgerust om de lucht op te warmen. Paarden verliezen weinig warmte via de longen. De longen van de paarden liggen bovenaan op de rug, waardoor de trekpaarden gemakkelijk tot buikhoogte het water in kunnen zonder hinder te ondervinden van de koude.

In het voorjaar komen de garnalen dichter bij de vloedlijn en dienen de paarden niet dieper dan 1m te waden. In het najaar is het zeewater opgewarmd door de zomerzon en zoeken de garnalen dieper gelegen en dus koudere zandgronden op. In het najaar trekken de garnaalvissers dan verder de zee in.

Training en verzorging

De paardenvissers fokken de trekpaarden niet zelf en leiden ook geen veulens op. Ze gaan op zoek naar volwassen trekpaarden die reeds opgeleid zijn om te werken op land. De zeetraining doen de paardenvissers wel zelf.

Er zijn momenteel nog enkele paarden met gecoupeerde staarten, maar sinds het verbod in België worden geen gecoupeerde paarden meer aangekocht en heeft het merendeel een volle staart. Voor het garnalenvissen zelf heeft een gecoupeerde of niet gecoupeerde staart geen belang.

De zorg voor hun rijdier is voor de garnaalvissers hun hoogste prioriteit. Elke visser vindt het emotioneel zeer moeilijk om afscheid te nemen van hun trouwe compagnon. De paarden blijven zo lang mogelijk bij de vissers meestal tot hun natuurlijke dood. Ze leiden – eenmaal ‘op pensioen’ – de jonge garde op, door hen te begeleiden van huis naar strand of kort de zee in te gaan. Zo wordt ook hun kennis doorgegeven van generatie op generatie.

Dit zijn de actieve paardenvissers met de namen van hun paard op een rijtje:

Eddy D’Hulster – paard Ketty

Johan Casier – paard Fanny

Raymond Devos – paard Mina

Johan Vanmassenhove – paarden Duchesse en Freya

Bernard Debruyne – paard Yorka

Marius Dugardein – paarden Midas en Fanny

Chris Vermote – paard Frits

Stefaan Hancke – paarden Bella en Bob

Yoshi Delancker – paard Thomas van Roetaert

Dominique Vandendriessche – paard Ward van de Puipaert

Xavier Vanbillemont – paard Bjorn.

Het paard is hun trouwe kameraad