Onderweg… Frankrijk in coronatijden: magie en tristesse

Dagboekfragment… Le chemin vers Paris

tekst & foto: Marie-Rose Degheele

Zomer 2020, een uitzonderlijke zomer op vele gebieden. We varen voor de zoveelste keer naar Parijs. Voor de magie van de lichtstad. Ook om de coronablues te verteren. En omdat er in La Douce nog weinig andere vaarmogelijkheden open liggen: kapotte sluizen en kanaalbruggen worden nauwelijks gerepareerd, algengroei en onderwaterplanten belemmeren de vaart en op sommige kanalen is er geen doorkomen aan. De weg naar Parijs zal altijd bevaarbaar blijven. Le chemin vers Paris is een magische route. Ook in coronatijden.

Iedere dag een stukje varen. Begin juli, meteen na de versoepeling van de coronamaatregelen varen we op het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke de grens over. Noord-Frankrijk ziet er warempel vrolijk uit met wilde plantengroei op de troosteloze damwanden bij de sluizen. Geen pleziervaart,  niemand om in te lopen of te kruisen.  En opvallend weinig vrachtverkeer, de schepen liggen afgemeerd te wachten op opdrachten.

“C’est la tristesse,’ zegt een beroepsschipper terwijl we wachten aan een sluis, ‘op dit moment ben ik een goedkope drijvende silo.’ Hij wil niet klagen, maar de beroepsvaart bloedt door de coronamaatregelen. Hij hoeft zich niet te haasten bij de levering van de lading gerst, vertelt hij, want de silo’s zitten vol, de brouwerijen brouwen minder bier.

Canal du Nord is 95 km lang en verbindt over 19 sluizen en twee tunnels het stroomgebied van de Schelde met de Oise.  Om waterverspilling tegen te gaan groepeert de sluiswachter de boten, zo varen we samen met twee plezierjachtjes waaronder een boot uit Kortrijk.  ‘Eindelijk weg van thuis,’ zegt de Kortrijkzaan opgelucht. Beroepshalve levert zijn firma maaltijden aan scholen maar sinds maart zitten hij en zijn vrouw duimendraaiend thuis, met nog eens twee maanden schoolvakantie in zicht waren ze er als de kippen bij om Frankrijk binnen te varen. 

We treffen Franse pleziervaarders die klagen en knorren, vooral over het economisch beleid: dat degenen die werken zwaar worden belast en nauwelijks meer overhouden dan dezen die niet werken en financiële tegemoetkomingen krijgen in ruil voor sociale vrede.

Helemaal anders is de sfeer op de Oise. De natuurlijke oevers zijn een paradijs voor flora en fauna, de lucht is ongelofelijk zuiver. We hebben de rivier bijna voor ons alleen, de zwanen gaan nauwelijks opzij als wij er komen aangetufd. Er passeren nauwelijks 7 vrachtboten per dag. Er zijn dagen dat we geen enkel jachtje kruisen.

Het voordeel van varen in coronatijden is dat alles vlotter verloopt, en dat het lukt om aan te meren in uitgelezen plekjes waarvoor je anders nooit de kans krijgt. Op de Oise zijn er sowieso weinig afmeerplekjes. Compiègne heeft een jachthaven, en ook een lange kademuur waar veel boten terecht kunnen, daar is nooit een probleem.  L’Isle Adam is een toeristische voltreffer waar iedereen naartoe wil, maar er zijn maar twee ligplaatsen.  ‘Eindelijk gelukt om in L’Isle Adam aan te meren,’ zeggen de Fransen naast ons.

“La tristesse durera toujours”

“La tristesse durera toujours” , schreef Vincent Van Gogh aan zijn broer Theo. Auvers-sur-Oise is nog zo’n plek waar je geluk moet hebben, nu zijn de drie ligplaatsen warempel leeg wanneer wij arriveren. Geen busladingen toeristen te bespeuren in het dorpje. Ideaal om rond te dolen in de kleine straatjes en tussen de velden die door Van Gogh in een ware kleurenexplosie vereeuwigd werden. Daarna maakte hij een einde aan zijn leven. Het weggetje naar het kerkhof is ondertussen geasfalteerd met lege parkeerplaatsen ernaast. Vincent en Theo van Gogh liggen broederlijk naast elkaar onder een dik bladerdek.

Cergy vlakbij de monding in de Seine, heeft een gekende marina met alle faciliteiten. Normaal moet je op voorhand reserveren. Niet in coronatijden. De twee personeelsleden in het kantoortje vragen ons bezorgd hoeveel plezierboten er onderweg zijn. Tja, wat moet ik daarop antwoorden? Ook voor hen is het een rotzomer! (26 juli 2020)